Filatelisten vereniging De Helmveste Helmond en Omstreken is opgericht in 1977

Armenwet-zegels
(Augustus 2019)
Ton Steenbakkers

Bij een van de vorige bijeenkomsten kwamen mij enige zegels met de opdruk ‘ARMENWET’ onder ogen. Reden om wat meer te weten te komen over deze opdruk. De Armenwet-zegels worden in de Nederlandse speciaal catalogus behandeld onder de rubriek Dienstzegels.

De Armenwet van 1912

Rond 1900 verkeerden grote groepen van de Nederlandse bevolking in slechte economische omstandigheden. Weliswaar probeerden particuliere, veelal kerkelijke, instanties enigszins de nood te lenigen, maar de overheid speelde nauwelijks nog een rol.
In 1910 kwam Minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk met een wetsvoorstel voor een nieuwe Armenwet, ter vervanging van de wet uit 1854 die niet meer voldeed. Een van de verbeteringen in de nieuwe wet was versterking van de samenwerking tussen hulpverlenende instanties, waartoe in grotere plaatsen Armenraden dienden te worden opgericht. De taak van deze Armenraden was vooral het registreren van de door verschillende organisaties gegeven hulp. Niet alleen zou door het bestaan van een centrale organisatievorm de samenwerking tussen de hulpverleners verbeteren, maar ook zou voorkomen worden dat onnodig hulp verleend werd (de “dubbele” of meervoudige bedeling).
Twee artikelen uit de nieuwe Armenwet, die 1 september 1912 van kracht werd, stelden de Armenraden in staat informatie in te winnen over personen die steun ontvingen of aanvroegen.
Artikel 12 verplichtte de Armenraad om, op verzoek van instellingen van weldadigheid, bij andere instellingen te informeren of iemand reeds ondersteuning ontving. Het antwoord diende schriftelijk gegeven te worden.
Artikel 57 opende de mogelijkheid voor de Armenraad om ook bij werkgevers inlichtingen in te winnen, bijvoorbeeld welk loon een steunzoekende ontving. Bij de voorbereiding van de wet kwam uit de Tweede Kamer de vraag of voor correspondentie krachtens artikel 12 geen port-vrijdom zou kunnen worden verleend. De Minister van Binnenlandse Zaken informeerde in juni 1911 bij zijn collega van Waterstaat of dat mogelijk was, maar de laatste reageerde afwijzend. Na een herhaald verzoek bood Waterstaat op 26 juni 1911 aan om “voor het onderwerpelijke doel bijzondere zegels te verstrekken, tegen verrekening der nominale waarde, en mede toe te zien op het gebruik dier zegels”. Dit aanbod was een uitvloeisel van het uit 1910 daterende plan om alle portvrijdommen af te schaffen en door dienstzegels te vervangen. Meer dan een 1 jaar later, op 11 september 1912, ging Binnenlandse Zaken op dit aanbod in. Men wilde weten -”zoo mogelijk met eenigen spoed”- aan welke voorschriften de in juni 1911 aangeboden bijzondere zegels zouden moeten voldoen. Ondertussen was de situatie echter veranderd en had Waterstaat haar plannen voor dienstzegels voor alle departementen al weer ingetrokken.
Minister L.H.W. Regout besloot desalniettemin de oude toezegging te handhaven en bood Binnenlandse Zaken aan voor correspondentie in samenhang met artikel 12 van de Armenwet postzegels.

Armenwetzegels werden in Nederland van 31 januari 1913 tot 31 oktober 1919 gebruikt.
Ze werden gemaakt door de gangbare frankeerzegels te voorzien van een overdruk.
Verzamelaars konden deze zegels tegen postprijs kopen bij het postkantoor in Haarlem. De Armenraden ontvingen ze van het Ministerie van Binnenlandse zaken, dat de postprijs aan de P.T.T. betaalde. (wordt vervolgd)